De kleur van je ogen

De kleur van de ogen wordt bepaald door de hoeveelheid pigment (melanine) aan de achterkant van de iris. Hoe meer pigment, hoe donkerder de ogen. Zo hebben bruine ogen veel pigment, blauwe ogen weinig en groene ogen zitten daar tussenin. Bruin is de meest voorkomende oogkleur, gevolgd door blauw en daarna groen.
Ook de dichtheid van de iris speelt een rol. Als de iris minder dicht is, kan er meer licht het oog binnenvallen en lijken de ogen feller.

De meest voorkomende oogkleur wereldwijd is bruin. Daarnaast kunnen ogen blauw, groen, hazel, amber en grijs zijn.

De oogkleur wordt bepaald door genen die je meekrijgt bij de geboorte. Dit kunnen genen zijn van je ouders, maar ook van voorouders. Daarom kan een kind een andere oogkleur hebben dan de ouders.

Ja, de kleur van de ogen kan veranderen onder invloed van het ultraviolette licht van de zon. De ogen worden dan donkerder, bruiner of krijgen bruine vlekjes. Dit is te vergelijken met het bruin worden van de huid in de zomer. In de winter trekt dit vaak weer bij.

Dat komt omdat er in het begin nog minder pigment in de ogen zit. In de loop van de eerste maanden neemt het pigment toe en kan de oogkleur veranderen. Na zes maanden is de oogkleur meestal definitief. De ogen kunnen daarna nog wel iets donkerder worden. Bij kinderen die met donkere ogen geboren worden, is er vanaf het begin al meer pigment aanwezig, maar ook dat kan nog toenemen.

De iris wordt ook wel regenboogvlies genoemd, omdat het de ogen kleur geeft. De iris werkt samen met de pupil en regelt de hoeveelheid licht die het oog binnenvalt. In fel licht wordt de pupil kleiner en in het donker groter. Dit zorgt ervoor dat je bij zowel veel als weinig licht zo scherp mogelijk kunt blijven zien.

Vlekjes op de iris kunnen ontstaan door de blootstelling aan zonlicht. Deze kunnen ook weer wegtrekken.